Er was eens een jongen die elke ochtend langs de bakker fietste. Op dag één stapt hij naar binnen en vraagt:
Jongen: “Bakker, heeft u worteltaart?”
Bakker: “Nee, jongen, die heb ik niet.”
De jongen knikt, kijkt een beetje teleurgesteld en loopt naar buiten.
De volgende dag staat hij er weer.
Jongen: “Bakker, heeft u worteltaart?”
Bakker: “Nog steeds niet, sorry.”
Jongen weg. De bakker krabt aan zijn bakkersmuts. Worteltaart? In deze buurt?
Dag drie. Zelfde vraag, zelfde antwoord. De bakker begint te piekeren. “Als die jongen zó vaak komt vragen, zit daar vast handel in,” mompelt hij. Die avond besluit hij: Ik ga worteltaart maken. De beste van de stad ook.
Hij haalt kilo’s verse wortels, gemalen kaneel, walnoten, rozijnen, biologische eieren, en belt zelfs zijn tante voor een geheim glazuurrecept. Twaalf uur staat hij in de bakkerij te zwoegen: raspen, mixen, proeven, nog eens proeven. De oven draait overuren. Uiteindelijk zet hij, trots als een pauw, een bordje voor het raam: “VANDAAG VERS: WORTELTAART!”
De volgende ochtend gaat de deurbel. Daar is de jongen.
Jongen: “Bakker, heeft u worteltaart?”
Bakker (glunderend): “Jazeker! Vers uit de oven, met roomkaasglazuur. Ik heb er speciaal m’n best op gedaan.”
De jongen kijkt aandachtig naar de taart, buigt iets naar voren, ruikt, knikt langzaam en zegt dan:
Jongen: “Bah… vies hè?”
Check ook: