Bert en Annie zijn al jaren buren. Hij is weduwnaar, zij weduwe. Ze hebben een fijn contact: elke maandagochtend drinken ze koffie, ze vangen elkaars post op als er eentje weg is, en hun gesprekken over de heg zijn legendarisch in de straat.
Op een lome zomerdag, terwijl ze samen in de tuin zitten met een glaasje advocaat en het over vroeger hebben, kijkt Bert haar ineens serieus aan.
“Annie,” zegt hij, “we zijn allebei al jaren alleen. We zorgen al praktisch voor elkaar… Heb je er nooit aan gedacht om misschien wat dichter tot elkaar te komen?”
Annie verslikt zich bijna in haar advocaat. “Dichter tot elkaar? Wat bedoel je daarmee, Bert?”
Bert grinnikt en schuift zijn tuinstoel iets naar voren. “Nou ja… misschien af en toe samen de liefde bedrijven. Gewoon, op ons gemak, zonder poespas.”
Annie slaat haar handen voor haar mond. “Bert! Dat kan toch niet! Mijn man zal zich omdraaien in zijn graf!”
Waarop Bert droog zegt:
“Ach joh… dan doen we het gewoon twee keer. Dan ligt-ie weer goed.”
Check ook: