Je hebt oppassen op een plant, oppassen op een kat… en dan is er Paula. Paula is de buurvrouw van oma en ze heeft een haan die Klaus heet. Klaus is groot, fotogeniek en – belangrijk detail – hongerig. Paula wil vanavond op vakantie, heeft nog geen oppas en appt oma’s kleindochter: “Hoi! Jij wilt toch op Klaus passen? We hoorden dat.”
Tekst loopt verder onder de video
Gebruiksaanwijzing
Nog vóór er “hallo” terug kan, volgt de gebruiksaanwijzing: graanmengeling, legkorrel, restjes groente (broccoli stelen?), alles ligt “in het schuurtje naast de kas”. Ook een gemiste video-oproep. En een vriendelijke tik op de vingers: “Hoe lang schrijf je aan elkaar als het over tijd gaat.” De taalleraar in Paula is wakker.

De kleindochter blijft superbeleefd: ze werkt, woont 40 treinminuten verderop en heeft geen vakantie. Ze biedt zelfs een compromis aan: “Ik kan twee dagen, misschien kan iemand anders de andere drie doen?”
Paula: “Eerlijkheid duurt het langst. Kun je geen vrij nemen?”
Kleindochter: “Nee.”
Paula over alternatieven: “Misschien een dierenoppas… maar dan kost het ons geld. Het is graag of niet.”
Klaus kakelt instemmend op de achtergrond. (Waarschijnlijk.)

De ongeschreven regels van haan-logistiek
- Last minute is geen planning, het is adrenaline.
- “Jij wilt toch oppassen?” is geen vraag, het is een toverzin—maar de betovering breekt bij “neem vrij”.
- Taaladvies in een hulpvraag is dapper, maar niet per se handig.
De zaak eindigt netjes: de kleindochter wenst Paula succes; Paula zegt “Oké!”. Klaus blijft voorlopig gewoon Klaus, vermoedelijk met een extra schep legkorrel om de spanning te verwerken.







Check ook: