Op dag één pakte hij stilletjes zijn spullen in, met tranen in z’n ogen. Op dag twee kwamen de verhuizers alles ophalen. Op dag drie nam hij nog één keer plaats aan de chique eettafel in hun oude huis. Hij zette rustige muziek op, stak wat kaarsen aan en trakteerde zichzelf op een laatste maaltijd: garnalen, kaviaar en een fles witte wijn.
Na afloop liep hij nog eenmaal door alle vertrekken, nam afscheid… en verstopte in elke kamer wat half opgegeten garnalen, gedoopt in kaviaar — keurig verstopt in de holle gordijnbuizen. Daarna poetste hij de keuken schoon en vertrok.
Dag vier: zijn ex kwam terug, samen met haar nieuwe vlam. Alles leek perfect. Tot er plots een vieze lucht opdook. Schoonmaak hielp niet. Luchten niet. Alles rook naar… iets doods. Ze controleerden luchtroosters, haalden tapijten weg, huurden specialisten in, zelfs de vloerbedekking werd vervangen. Geen verschil. De geur bleef. En werd erger.
Vrienden kwamen niet meer langs. Zelfs de schoonmaakster bedankte voor de eer. Uiteindelijk konden ze het zelf niet meer uithouden. Ze besloten het huis te verkopen — maar niemand wilde het kopen. Zelfs niet toen ze de prijs halveerden.
Uiteindelijk sloten ze met tegenzin een lening af voor een ander huis. De relatie begon te barsten onder de stress. En toen belde haar ex.
Hij vroeg vriendelijk hoe het ging. Zij vertelde over het ‘rottende’ huis. Hij luisterde aandachtig en zei dat hij het oude huis eigenlijk miste. Als zij afzag van de alimentatie, wilde hij het wel terugkopen. Wel voor een zacht prijsje — 25% van de werkelijke waarde. Want ja, door die alimentatie kreeg hij geen hypotheek rond.
Zij stemde toe, mits hij direct tekende. Binnen een week was alles geregeld.
Een week later zagen zij — zij en haar nieuwe vriend — met een glimlach toe hoe verhuizers al hun spullen overbrachten naar het nieuwe huis. En om haar ex ook nog even terug te pakken?
Ze namen álles mee. Zelfs de gordijnroedes.