Op een ochtend in Gelderland komt hij tijdens een wandeling een Belg tegen: Sjoerd, ook een liefhebber van de jacht.
Ze raken aan de praat en besluiten samen op pad te gaan.
Plots springt er een haas uit de struiken. Ze reageren tegelijk — boem boem! — en de haas blijft liggen.
Bij het dier aangekomen zegt Patrick meteen:
“Die is van mij, ik was eerst.”
Maar Sjoerd schudt zijn hoofd:
“Nee hoor, jij raakte z’n poot, ik had ‘m vol in het midden. Dat zie je toch?”
Ze raken er niet over uit. Na een tijdje discussie stelt Patrick voor:
“Oké, we doen het eerlijk. We trappen elkaar om beurten keihard tegen het klokkenspel. Wie het minste klaagt, krijgt de haas. Aangezien we hier in Nederland zijn, mag ik beginnen.”
Sjoerd knikt dapper. Patrick neemt een aanloop en geeft hem een trap waar de kerkklokken spontaan van zouden gaan luiden.
Sjoerd stort ter aarde, rolt kreunend door het gras en hapt minutenlang naar adem. Uiteindelijk krabbelt hij weer overeind en zegt hees:
“Oké… nu ik.”
Patrick:
“Laat maar. Neem die haas gewoon mee.”