Een Nederlander en een Belg lopen samen een warme bakkerij binnen. De toonbank ligt vol met versgebakken koekjes, de geur van vanille vult de lucht. De bakker staat met bloem op z’n schort deeg te kneden terwijl de zon door het raam schijnt.
De Belg kijkt om zich heen, grist razendsnel drie koekjes van de toonbank en stopt ze in zijn jaszak zonder dat de bakker iets merkt.
Hij kijkt trots naar de Nederlander en zegt:
“Zie je wel hoe slim wij zijn? Dat kan jij niet beter doen!”
De Nederlander glimlacht rustig en zegt:
“Wacht maar.”
Hij draait zich naar de bakker en zegt:
“Mag ik een koekje? Ik laat u een magische truc zien.”
De bakker, nieuwsgierig geworden, geeft hem een koekje. De Nederlander eet het meteen op.
De bakker fronst: “Waar is de truc?”
“Wacht even,” zegt de Nederlander. “Geef me nog een koekje.”
De bakker, nu wat argwanend, geeft hem er nog één — ook die verdwijnt in zijn mond.
Bij het derde koekje is de bakker woedend:
“En nu wil ik die truc zien!”
De Nederlander glimlacht breed en zegt:
“Kijk maar in de zak van de Belg!”
Check ook: