Twee zwervers lopen al dagen zonder fatsoenlijk eten. Hun magen knorren zo hard dat ze elkaar amper kunnen verstaan. Dan zien ze in de verte een boerderij.
“Kom, laten we daar aanbellen,” zegt de ene. “Misschien hebben ze wat over.”
Ze kloppen aan en de deur wordt opengedaan door een boerin… maar niet zomaar eentje. Haar haar is vet, haar tanden geel, en de geur die ze verspreidt, zou een muizenplaag op de vlucht jagen.
“Mevrouw, we hebben zo’n honger,” zegt één van de zwervers hoopvol. “Heeft u misschien wat te eten?”
De boerin knijpt haar ogen samen en zegt: “Goed… jullie mogen je helemaal vol eten, maar één van jullie moet mij daarna wel… plezieren.”
De eerste zwerver trekt wit weg. “Eh… laat maar.” Hij stapt meteen achteruit.
De tweede zwerver denkt: Eerst eten, daarna zien we wel.
Hij zet zich aan tafel en werkt brood, soep en vlees naar binnen alsof hij een wedstrijd wint.
Als hij klaar is, zegt de boerin met een vette glimlach: “En nu… jouw deel van de afspraak.”
Ze lopen samen naar de hooiberg. Maar de zwerver is niet gek: hij wil geen enge ziektes oplopen, en heeft geen bescherming. Dan ziet hij naast zich een maïskolf liggen. Hij denkt: Tja… beter dit dan niks.
Hij gebruikt de maïskolf, doet wat de boerin vraagt, en gooit het ding daarna achteloos over de hooiberg om geen bewijs achter te laten.
Als hij terugloopt, ziet hij tot zijn verbazing zijn maat achter de hooiberg zitten, kauwend met volle mond.
“Ik dacht dat je ondertussen verhongerd was!” zegt hij verbaasd.
De eerste zwerver veegt zijn mond af en zegt:
“Nee joh… ik zat net te bidden of God me iets te eten wilde geven, en ineens kwam er uit het niets een warme maïskolf met boter uit de lucht vallen!”
Check ook: