“Hallo, met het Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein.”
– “Goedemiddag, ik zou graag informatie willen over een patiënt die bij jullie opgenomen is.” “Natuurlijk, om wie gaat het?”
– “Martijn Jansen.” “Een momentje, ik verbind u door met de verpleging.”
“Met de verpleegafdeling, wat kan ik voor u doen?”
– “Kunt u me iets vertellen over de toestand van Martijn Jansen in kamer 214?” “Even geduld, ik verbind u door met de dienstdoende arts.”
“Met de dokter van wacht.”
– “Dag dokter, ik wil graag weten hoe het gaat met meneer Martijn Jansen, hij ligt al drie weken bij jullie in kamer 214.” “Momentje, ik pak zijn dossier erbij… Ja, hier is het: hij eet goed, bloeddruk en hartslag zijn normaal, hij reageert goed op de medicatie en morgen halen we de infuuslijn weg. Als dit zo blijft, mag hij waarschijnlijk voor het weekend naar huis.”
– “Wat een geweldig nieuws! Echt heel fijn om te horen. Dank u wel, dokter!” “U klinkt erg betrokken… Bent u familie?”
– “Nee nee… Ik bén Martijn Jansen. Ik bel gewoon vanuit kamer 214. Iedereen loopt hier maar in en uit, maar niemand vertelt me iets! Dus ik dacht: ik bel zelf wel even…”