Een boer besluit op een warme zomerdag even te gaan zwemmen in het afgelegen meertje achter op zijn land. Het water ligt midden tussen de bomen, ver van de bewoonde wereld. Hij neemt een emmer mee, zodat hij op de terugweg wat pruimen of appels kan plukken.
Als hij bij het meertje aankomt, hoort hij plots gegiechel, gespetter en hoge stemmen. Nieuwsgierig schuifelt hij dichterbij, tot hij ziet wat er aan de hand is: een groep jonge vrouwen is naakt aan het zwemmen. Ze lachen en dollen in het water, zich van geen kwaad bewust.
Op het moment dat ze de boer opmerken, verandert de sfeer meteen. Eén van de vrouwen roept geschrokken:
“Wegwezen! We komen er pas uit als u verdwenen bent!”
Een andere voegt toe:
“Dit is privé, hoor!”
De boer steekt zijn handen onschuldig in de lucht en zegt:
“Rustig maar dames, ik ben geen gluurder hoor. Ik ben zo weer weg.”
Dan tilt hij zijn emmer op, kijkt ze met een stalen gezicht aan en zegt droogjes:
“…maar eerst moet ik even de krokodillen voeren.”