Het is midden in de nacht. De telefoon rinkelt plotseling en verbreekt de stilte in de slaapkamer.
Jan schrikt wakker, wrijft in zijn ogen en mompelt slaperig:
“Als dat voor mij is… zeg maar gewoon dat ik er niet ben, oké?”
Marie zucht diep, draait zich om, neemt de telefoon op en zegt rustig:
“Ja, hallo? Ja hoor, hij is thuis.”
Ze hangt op zonder iets te zeggen.
Jan gaat rechtop zitten, verward:
“Wat doe je nu? Ik zei toch: zeg dat ik er niet ben!”
Marie haalt haar schouders op, draait zich nog eens om en zegt droog:
“Het was voor mij.”

